En toch veranderen de tijden. Want ondanks alle jetsetglamour is het geld wat ermee gemoeid is evengoed het probleem. Met de reuzesprongen in technologie en professionaliteit pieken de uitgaven aanzienlijk. Geld is het levensbloed van deze sport, maar tegenwoordig betalen de teams steeds vaker de hoofdprijs.
Want stel je voor: elk jaar gehavend aan een ontwikkelingsoorlog beginnen. In de tussentijd tegen concurrenten strijden, die – jaar in jaar uit – méér investeren in de auto. Meer dan jouw hele jaarbudget. Resultaat? Teams hingen jarenlang aan een zijden draadje.
Nieuwe teams hebben het zwaar in de Formule 1
Er kwam een eind aan teams met ondergeschikt materiaal die soms een kansje waagden. Na die ’70-80-jaren kromp het F1-circus steeds verder. Nieuwelingen hielden het hoofd zelden boven water, zij verdwenen na een paar jaar uit zicht. Ontelbare keren wisselden failliete teams van eigenaren, met een soortgelijk lot in verschiet.
De meest recente debutant uit 2015, trok de broekriem afgelopen jaren alweer strakker aan door uitblijvende resultaten. Haas F1 zit op zwart zaad. Men koos er voor om door te gaan met dezelfde auto als vorig jaar. Ook sloot teameigenaar Gene Haas een Russisch chemiebedrijf in de armen voor sponsoring – inclusief de Russische kleuren én de controversiële zoon van de eigenaar als coureur Nikita Mazepin. De teller in het constructeurskampioenschap staat halverwege seizoen van 2021 nog op nul. Een tussenjaar, om te overleven.
Formule 1 kijkt voortaan anders naar geld
Er dreigt een leegloop met nog maar tien teams op de grid. Terwijl dertien het maximum is. Nieuwkomers zijn nog steeds voorzichtig en kijken de kat uit de boom. Er zijn duidelijke signalen nodig dat de mentaliteit van de sport is veranderd. En dat de regelmakers dit serieus genoeg nemen.
2022 markeert mogelijk een nieuw tijdperk. Met een flinke overhaul van de auto-ontwerpen en technische reglementen (motoren blijven grotendeels zelfde voorlopig), zien standaardonderdelen het daglicht. Relatief onbelangrijke onderdelen dan. Technologische concurrentie tussen teams zit namelijk in het DNA van Formule 1, maar financieel is dat uit de klauwen gaan lopen.
De oplossing is overigens meerdelig, het bedachte budgetplafond daarin leidend. In 2021 mag elk team maximaal 145 miljoen dollar spenderen, in 2022 140 miljoen en voorbij 2023 stapsgewijs minder. In deze kosten zitten bijvoorbeeld niet de salarissen van coureurs of promotionele kosten. Het is een complexe constructie van kosten reguleren waar critici nog sceptisch over zijn. Daarentegen wordt creativiteit met geld versus ermee smijten en coulanter vooruitzicht voor de minderbedeelden.
Het grote onbekende: 2022
Tenslotte de situatie in 2021: de kleinste teams komen nog niet eens aan dit budgetplafond. Mercedes, Red Bull Racing en Ferrari schalen daarentegen terug met reorganisaties. Vooral voor de eerstgenoemde titelrivalen is dit plafond een tegenvaller. De ontwikkelingsoorlog navigeren met hetzelfde potje als waarmee je de auto van volgend jaar bouwt blijkt een ware uitdaging. Een compromis evengoed. Want niemand weet hoe de verhoudingen in 2022 zullen zijn met de nieuwe auto’s. Het zal hoe dan ook interessant worden voor de fans om te zien wie de afgelopen jaren zijn huiswerk het beste gedaan heeft.
Tegenover die hoge kosten staan gelukkig ook verdiensten voor de deelnemende teams en coureurs. Lees over welke bedragen er zijn te verdienen in de Formule 1.