De gregoriaanse kalender

Paus Gregorius XIII kwam in 1582 met de gregoriaanse kalender op de proppen, in de vorm van een aanpassing van de eerder gebruikte juliaanse kalender. Er werd namelijk een schrikkeljaar toegevoegd, waardoor een kalenderjaar beter is afgestemd op het gemiddelde tropische jaar. Deze aanpassing was dus honderden jaren geleden en we maken nog steeds gebruik van deze kalender, maar eigenlijk is het helemaal geen handig systeem.

 

Waarom 13 maanden beter zou zijn

De gregoriaanse kalender is aan wat verbeteringen toe. Elke maand heeft namelijk een verschillend aantal dagen, waarbij februari met soms 28 en soms 29 dagen al helemaal een vreemde eend in de bijt is. In het huidige systeem passen er geen vier weken in een maand en passen er nooit precies vier weken in een maand (behalve dan in februari als het geen schrikkeljaar is). Bij een maand denken we immers vaak aan vier weken en dat zijn slechts 28 dagen. In totaal heeft een jaar 52 weken, maar als je twaalf maanden keer vier weken telt dan kom je uit op 48 weken. De oplossing? Een dertiende maand en alle maanden 28 dagen laten duren. Zo past er in elke maand precies vier weken en kan elke maand op een maandag beginnen.

Zie ook: Een geniaal ‘Zondag met Lubach’ fragment: de keuze tussen zomer- en wintertijd

Toch krijgen we dan een nieuw probleem want dertien keer 28 is 364, terwijl een jaar 365 dagen duurt. Er blijft dus een dag over. Die overgebleven dag moeten we daarom maar als wereldwijde vrije dag invoeren, waardoor alles perfect is opgelost. Toch?