De lente maakt ons bang

Column: Florian Teufer

Ik zie het overal om me heen gebeuren. Jongens die meisjes versieren. Meisjes die jongens versieren. Ze zijn niet op zoek. Nee, ongelukkig getroffen door de roze bliksemschicht van de lente. Terwijl ze langzaamaan bijkomen tussen de lakens van hun warme ziekenhuisbed, ijlen ze over hun verwachtingen, vorige liefdes en gebreken, toekomstperspectieven en nog ontelbaar veel twijfels.

Deze tijd van het jaar spaart niemand. Het rukt de mens met een ruk uit zijn dagelijkse beslommeringen. Zonder waarschuwing, noch een vriendelijke ‘Kijk daar eens,’ en een dokter, die in één ruk het oude verband van de nog veel te verse wond aftrekt. ‘Ja, die bloedt nog flink, je hebt gelijk. Sorry daarvoor. Zuster, kunt u deze wond even deppen. Hij is er nog lang niet klaar voor.’

Misschien kan liefde wel aan je groeien, zoals bamboe groeit; net wanneer je even de andere kant op kijkt is de kleine spruit opeens een bos. Liefde is een ander leuk vinden, dan leuker dan leuk en uiteindelijk het leukst. Enorm mieterig, zo is het wel. Niemand is leuker dan leukst, dat weet iedereen. Of zijn we te stoer om dat toe te geven?

De lente maakt ons bang MAN MAN
Illustratie: Olaf Josef.

Mijn veronderstelling: de lente maakt ons bang. Bang dat we iets missen als we toegeven aan ons gevoel. Bang om ons te binden. Omdat we elk ander seksueel aantrekkelijk persoon van onze liefde uitsluiten.

We zien dat onze ex een super model is geworden op instagram foto’s van vakantie in Gran Canaria. En we zien dat onze oude scharrels plots vrienden zijn geworden op Facebook, echte vrienden die berichten op elkaars digitale muur plaatsen over hoe erg ze elkaar waarderen. En we zien dat de koeien weer naar buiten mogen, want het is lente. Kijk ze springen, kijk ze dansen in het drassige grasland. Wat een vertier.

De lente maakt ons bang. Dus denken we nog tien, vijftien, twintig keer na voordat we groen licht geven. Voordat we stoppen met bloeden en de dokter weigeren een nieuw verband om te doen, de zuster tongzoenen en met een litteken door het leven gaan.

Al die jongens en meisjes, in hun onderbuik ontpoppen zich vlinders, in hun bovenkamer knabbelen motten aan twijfels in lades van antieke liefden. Één ding weten ze zeker; als dat ene mooie persoon aankondigt onderweg te zijn, krijgen ze zwetende handen en een spontane tongverlamming. Is dat dan niet genoeg?

Ik heb er de kriebels over.